- opvreten
- {{opvreten}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [opeten] dévorer♦voorbeelden:1 ik dacht dat hij me wilde opvreten • j'ai cru qu'il allait m'avaleriemand met de ogen opvreten • dévorer qn. des yeuxopgevreten worden van de zenuwen • être à bout de nerfsII 〈wederkerend werkwoord; zich opvreten〉1 [vergaan van] se ronger (de)♦voorbeelden:1 zich opvreten van spijt • être dévoré de remords
Deens-Russisch woordenboek. 2015.